Iura novit curia en buitenlands recht - Steven Stuij (ISBN: 9789013163728)
- Thuiswinkel Waarborg
Gevonden bij 2 winkels vanaf
€ 120,-
(minder betalen?)
Dit proefschrift gaat in op de ambtshalve toepassing van buitenlands recht in de civiele procedure. Daarbij wordt beschouwt in hoeverre het klassieke beginsel #iura novit curia# ook opgaat voor buitenlands recht, mede in het licht van de recente ontwikkelingen in de Europeanisering van het internationaal privaatrecht en de verdergaande invloed van Europees recht op nationaal procesrecht. De auteur rijkt uiteenlopende nieuwe perspectieven aan en verlaat daarbij oude denkpatronen. Door de voortschrijdende europeanisering van het internationaal privaatrecht, is het leerstuk van de toepassing van buitenlands recht in de civiele procedure weer in de schijnwerpers komen te staan. De vraag rijst of het Europese karakter van regels van internationaal privaatrecht de rechter dwingt het aangewezen recht ambtshalve toe te passen. Geldt het klassieke leerstuk iura novit curia # de rechter kent het recht # ook voor buitenlands recht? Het proefschrift Iura novit curia en buitenlands recht poogt een nieuwe visie te werpen op deze kwestie. De auteur is erin geslaagd de klassieke problematiek vanuit diverse vernieuwende perspectieven te beschouwen, zonder vast te zitten in oude denkpatronen. De titel draagt hiermee bij aan de actuele discussie over de taakverdeling tussen rechter en partijen. Buitenlands recht in context Dit proefschrift geeft niet alleen een diepgaand overzicht van de drie betrokken rechtsstelsels (Nederlands, Duits en Engels recht) over de omgang in die stelsels met buitenlands recht, maar de auteur besteedt ook aandacht aan de vereisten van het EU-recht en het EVRM. Bovendien bevat het een uitgebreide analyse van de achtergronden en de oplossingen die voor dat probleem bekend zijn. In tegenstelling tot andere werken, legt de auteur de nadruk niet uitsluitend op de mogelijk dwingende aard van het Europees internationaal privaatrecht, een perspectief dat veelal uitmondt in de conclusie dat ambtshalve toepassing van vreemd recht door de rechter noodzakelijk zou zijn. De auteur poogt in plaats daarvan tot de kern van het probleem door te dringen aan de hand van een analyse van de betrokken belangen. Om die reden wordt uitgebreid aandacht besteed aan de context van de problematiek. Het proefschrift levert in de eerste plaats vernieuwende theoretische perspectieven voor academici en beleidsmakers. Daarnaast bevat de titel ook voor professionals in de procespraktijk waardevolle aanknopingspunten. Zo komt in algemene zin de taakverdeling tussen de rechter en de partijen aan bod. Ook worden praktische handvatten geboden voor de omgang met vreemd recht waar de rechtspraktijk haar voordeel mee kan doen.