Luville Efteling De Ganzenhoedster
- Thuiswinkel Waarborg
Gevonden bij 1 winkel vanaf € 15,99
GanzenhoedstertjeHoogte (cm) 7.5Breedte (cm) 3Lengte (cm) 3Er was eens een lieve knappe prinses met prachtig goudblond haar. De koning was al lang geleden gestorven en de koningin was al oud. Moeder en dochter waren dol op elkaar. Groot was het verdriet dan ook toen ze afscheid van elkaar moesten nemen. De prinses ging namelijk trouwen met een prins in een ver land. Op de ochtend van vertrek zei de koningin, met tranen in haar ogen: ‘Veel geluk, mijn dochter, vanaf nu zul jij de gave hebben om te toveren. Wat er ook gebeurt, heb vertrouwen en geduld. Dan wordt je mooiste wens vervuld.’ De prinses omhelsde haar moeder en stapte op haar prachtige zwarte paard Falada. Het bijzondere van Falada was, dat hij kon praten. Samen met een dienster vertrok de prinses naar het verre land. De reis zou vele dagen duren. Maar de dienster was erg onaardig. Bij alles wat de prinses vroeg zei ze ‘Doe het zelf!’ Op een ochtend werd de prinses wakker en schrok vreselijk . De dienster stond voor haar en zei gemeen ‘Nu moet je naar mij luisteren. Wij wisselen om, want ik wil met de prins trouwen. Als je niet luistert, doe ik iets ergs.’ De prinses liet haar maar begaan. Ze gingen op weg en na een paar dagen kwamen ze aan bij het kasteel van de prins. De prins kwam de trap af en maakte een buiging voor de dienster. Daarna tilde hij haar van het paard en zei: ‘Wees welkom, mijn bruid.’ Galant begeleidde hij haar naar binnen, terwijl de echte prinses op de binnenplaats achterbleef. De koning keek vanuit het kasteel naar het meisje op de binnenplaats. Het viel hem op dat zij, ondanks haar armoedige kleding, zo bijzonder was. En ook zag hij hoe verdrietig ze keek. Later vroeg hij aan zijn toekomstige schoondochter wie het meisje was. ‘Die meid?’ lachte de namaakprinses. Dat is een lui wicht, geef haar maar iets te doen!’ De koning zei tegen een dienaar: ‘Laat haar de ganzen maar hoeden, samen met Koertje.’ En zo kwam het dat de echte prinses elke dag de ganzen naar de wei dreef.’s Nachts sliep het ganzenhoedstertje in de schuur, tussen de beesten. Soms sloop ze even de koninklijke stallen in. Daar mocht ze eigenlijk niet komen, maar ze deed het toch. Ze miste haar lieve Falada enorm. Op een keer werd ze betrapt door de dienster. Toen ze de volgende middag met Koertje en de ganzen terug op het kasteel kwam, hoorde ze dat Falada gedood was. De namaakprinses was bang dat Falada iemand zou vertellen wie de echte prinses was en had het arme paard naar de slager gebracht! Met tranen in haar ogen ging de prinses naar de slager en smeekte of zij het hoofd van Falada mocht hebben. De slager vond het maar een rare vraag, maar hij deed toch wat ze vroeg. Ze hing het hoofd bij de stadspoort. Elke ochtend, wanneer ze met de ganzen door de poort liep, zei ze: ‘Ach Falada, nu hang je daar ’Waarop het paardenhoofd antwoordde: ‘Ach koningsbruid, ik ben het maar, maar zou uw moeder u zo zien… haar hart zou breken, een keer of tien’ Koertje schrok ervan en wist nu dat het ganzenhoedstertje kon toveren. Een paard dat kan praten, is tot daaraan toe, maar een dóód paard? Hij ging naar de koning. ‘Met dat meisje wil ik niet langer de ganzen hoeden!’ ‘Waarom niet?’ vroeg de koning. En Koertje vertelde wat hij had gezien. ‘Mmm, merkwaardig’, sprak de koning nadenkend. ‘Er is iets met dat meisje.’ Hij stuurde Koertje weer weg en liet de ganzenhoedster bij zich brengen. ‘Lief kind,’ zei de koning vriendelijk, ‘ik hoor dat je kunt toveren?’ ‘Nou, niet echt, majesteit,’ antwoordde ze aarzelend, ‘maar ik heb wel bepaalde gaven. Meer mag ik u niet vertellen, majesteit’, zei ze met een snik in haar stem. ‘Ik heb gezworen er met geen mens over te praten.’ Ze begon zachtjes te huilen. De koning had erg met haar te doen. ‘Ach, lief kind, blijf vannacht maar in het kasteel slapen. Bij de warme kachel.’ ‘Dank u wel, majesteit’, snotterde het meisje. De koning verliet het vertrek en een dienaar bracht het ganzenhoedstertje een deken. Ze ging dicht bij de kachel zitten en zei verdrietig: ‘Ach moeder, als u mij zou zien… uw hart zou breken, een keer of tien. Mijn kleding werd mij afgenomen, door een valse kamermeid… zij zal trouwen met mijn prins en ik hoed de ganzen, voor altijd.’ De oude koning stond intussen te luisteren bij het uiteinde van de kachelpijp. Hij had alles gehoord en begreep meteen dat de ganzenhoedster de echte prinses was. Hij kwam weer binnen, kuste haar op beide wangen en zei opgetogen tegen de verbaasde prinses: ‘Mijn gevoel heeft me niet bedrogen. Jij bent de aanstaande bruid van mijn zoon!’ Daarop liet hij een paar hofdames komen die haar meenamen naar een prachtige kamer met een roze hemelbed. Ze hielpen haar in een schitterende jurk, haar gouden lokken werden geborsteld en ze kreeg een oogverblindend mooi kroontje op. Toen kwam de prins binnen. Hij knielde voor haar neer en kuste haar hand. Hij was zo gelukkig. ‘Want eerlijk gezegd,’ zo vertelde hij later, ‘kon ik helemaal niet opschieten met die eerste bruid. Wat was die gemeen!’ De volgende avond werd er een groot feestmaal opgediend. Er kwamen veel gasten. Toen de gemene dienster als gast verscheen, werd ze opgepakt en het land uitgezet. En de echte prinses? Door haar vertrouwen en geduld werd nu haar mooiste wens vervuld. Ze trouwde met de prins en samen leefden ze nog lang en gelukkig...