Begraven verleden - E.H.P. Cordfunke - ebook
Gevonden bij 2 winkels vanaf € 13,99
Grondbezit was de economische basis voor het bestaan van de vroegmiddeleeuwse bevolking. De landbouwgronden werden in het door de Franken geïntroduceerde hofverband geëxploiteerd. Een hof bestond uit een aantal boerderijen waar onvrije boeren de grond bewerkten en van de opbrengst een gedeelte aan de hofheer moesten afdragen. Deze of zijn vervanger (de meier) woonden op de centrale hoeve. De veranderingen die in de loop der eeuwen optraden vormen het centrale thema van Begraven verleden. Onze kennis van de hoven in het kustgebied is nog heel beperkt omdat schriftelijke gegevens grotendeels ontbreken. Bovendien is veel van ons verleden is in de loop der eeuwen begraven, bedekt door meters hoge duinen of door ophogingen in de stadskernen. Over dit begraven verleden, over de locatie en de omvang van de hoven zijn we dan ook voornamelijk aangewezen op archeologisch onderzoek. Het hofstelsel raakte in de loop van de 12e eeuw in verval. De opbrengsten van de grond liepen terug en de sociale verhoudingen hadden zich gewijzigd waarbij geleidelijk de horigen op de hof door schenking of koop hun vrijheid kregen. Omstreeks 1250 waren de meeste hoven ontbonden. In de plaats daarvoor kwamen de buurgemeenten (dorpen) waar vrije huislieden het recht op een eigen bestuur en rechtspraak kregen. Voor Kennemerland werd dit in 1272 door graaf Floris V vastgelegd in het Kennemer Landrecht. Een aantal buurgemeenten vormden een ambacht waar de ambachtsheer namens de graaf het bestuur uitoefende. Deze ambachtsheren, leden van de adel en veelal afstammelingen van de vroegere hofheren, gingen na de ontbinding van de hoven al spoedig over tot de bouw van kastelen in baksteen, het nieuwe materiaal dat in de 13e eeuw in snel tempo ingang vond. Het waren meest woontorens die ook als statussymbool van belang waren. Na een overzicht van de hoven in Kennemerland, wordt de ontwikkeling van hof tot stad belicht aan de hand van twee voorbeelden, Alkmaar en Beverwijk. De overeenkomst en de verschillen in hun ontwikkeling geven een beeld van de verschuiving van een overwegend agrarische economie naar een geldeconomie, van het hofstelsel naar een bestuurlijke organisatie.