Luville Toren Raponsje Bo Led
- Thuiswinkel Waarborg
Gevonden bij 1 winkel vanaf € 37,19
Lengte Breedte Hoogte
15 cm
14.5 cm
22.5 cm
Raponsje
Er waren eens een man en een vrouw. De vrouw was in verwachting van hun eerste kindje. Naast de man en de vrouw woonde een heks. Zij had een mooie, grote kruidentuin, maar niemand mocht er komen. Er stond een hoge muur omheen.
Op een dag keek de vrouw uit het hoogste raam van hun huis en zei tegen haar man: ‘Het zal wel komen door ons kindje, maar ik heb zo’n trek in raponsjes.. Ach,’ smeekte ze, ‘kun jij niet aan de heks vragen of je er een paar mag plukken?’ De man keek verbaasd. ‘Raponsjes? Wat zijn dat?’ ‘Dat zijn die groene blaadjes, kijk daar!’ En ze wees naar het hoekje waar ze stonden. De man durfde het de heks niet te vragen en daarom klom hij, hup… vlug over de muur. Net toen hij een paar raponsjes wilde plukken, stond de heks voor hem. Woedend keek ze hem aan. ‘Dus jij steelt mijn heerlijke groente?’ Van schrik liet de man de plantjes vallen. ‘Het spijt me...’, stotterde hij angstig. ‘V-v-vraag me alles wat u wilt, maar laat me alstublieft gaan!’ ‘Ik laat je gaan in ruil voor jullie kindje’, zei de heks. De man dacht dat de oude vrouw een grapje maakte, en stemde toe.
Diezelfde nacht nog werd hun dochter geboren. De valse heks haalde het kindje meteen bij hen weg. De wanhopige ouders werden ziek van verdriet en zouden nooit meer beter worden. De heks noemde het meisje Raponsje. Zij wilde het meisje helemaal alleen voor zichzelf houden en zo groeide Raponsje alleen op. Ze had geen vriendinnetjes, maar omdat ze graag buiten speelde, waren de dieren haar vriendjes geworden. Raponsje was erg mooi en had prachtig goudglanzend haar. Het was zó lang geworden dat ze er een mooie vlecht van had gemaakt. Toen Raponsje groter werd sloot de heks haar op in een hoge toren in het bos. Ze wilde nog steeds niet dat iemand anders dan zij Raponsje zou zien. Misschien zou er anders wel iemand met haar willen trouwen. De toren had geen deur of trap, alleen een raampje bovenin. Elke dag ging de heks naar de toren en riep:
Raponsje, Raponsje,
Laat vallen je haar
Jouw lokken, een ladder
Zo kom ik daar
Raponsje hing dan haar vlecht uit het raam naar beneden en de heks klom langs de vlecht omhoog om haar eten en drinken te brengen. Raponsje was erg verdrietig. Ze wilde vrij zijn! En om zich niet zo alleen te voelen, zong Raponsje, het liefst de hele dag. Ze zong zo mooi dat de dieren kwamen luisteren. Verder leek het wel of niemand haar hoorde. Op een dag hoorde ze weer een stem die vroeg op ze haar vlecht naar beneden wilde laten vallen. Ze voelde dat er iemand langs haar vlecht naar boven klom, maar het leek anders dan de heks. Opeens keek ze in het gezicht van een jongen. ‘Ik ben een prins, een koningszoon. Ik hoorde je zingen en ik zie nu dat je net zo mooi bent als je stem klinkt. Ik zag telkens die oude heks komen en gaan... Wat erg voor je van die gemene heks.’ Vanaf die dag kwam de prins elke avond bij Raponsje terug. Raponsje voelde zich heerlijk bij haar nieuwe vriend. De prins was ook dol op haar en al snel werden ze verliefd. Op een avond vroeg hij of ze met hem wilde trouwen. ‘Dan moeten we vluchten’, zei Raponsje. ‘Wacht maar af’, zei de prins.
De volgende dag merkte de heks iets aan Raponsje. Het meisje was veel vrolijker dan anders en had rode blosjes op haar wangen. De heks vertrouwde het niet en verstopte zich die avond achter een boom vlak bij de toren. Zo zag ze de prins komen en na een tijdje weer vertrekken. De heks was zo boos dat ze in één keer de lange vlecht van Raponsje afknipte. ‘Dat zal je leren!’, riep de jaloerse vrouw kwaad. Toen de prins terugkwam en zei: ’Raponsje laat je haar eens vallen’, hing de heks de afgeknipte vlecht uit het raam. Ze had hem boven aan een spijl van het raam vastgemaakt en de prins klom omhoog. Wat schrok de prins toen hij boven in de toren niet zijn geliefde aantrof, maar de lelijke heks. De heks sprak een gemene vloek uit waardoor de prins blind werd. Van schrik viel hij naar beneden. Raponsje werd door de heks naar een nieuw, onbekend land gebracht. Daar mocht ze vrij zijn, maar wat had ze daar aan zonder haar prins? Zonder haar prins kon ze niet meer lachen. Heel soms zong ze nog wel eens een lied, een droevig lied. Dan ging ze in het bos zitten met de dieren om zich heen.
De blinde prins bleef al die jaren zoeken naar Raponsje. Op een goede dag liep hij over een bospad. Opeens hoorde hij een bekend geluid in de verte. Het was de stem van Raponsje. Het hart van de prins ging bij elke stap sneller kloppen en het duurde niet lang of ze hadden elkaar eindelijk weer gevonden. Ze vielen elkaar in de armen en Raponsje huilde van geluk. Raponsjes tranen vielen op de oogleden van de prins en… hij kon weer zien! De betovering was verbroken. De prins keek zijn geliefde aan. ‘Nu zijn we voor altijd samen, Raponsje. Voor altijd samen en voor eeuwig vrij!’ En ze leefden nog lang en gelukkig.